Herinnering - fragmenten
Roze Zaterdag en de oecumene
De meeste liedteksten die ik schrijf zijn bedoeld voor gebruik in de gemeente. Dat betekent dat veel verschillende mensen zich erin moeten kunnen vinden. Natuurlijk speelt mijn eigen overtuiging en mijn kijk op de eredienst een grote rol. Maar ik probeer steeds zo ruim mogelijk te formuleren.
Eigenlijk kende ik Janna niet. Ik wist wel wie ze was: ik kende haar naam, haar gezicht. Prachtig lang haar had ze, tot ze het kortgeleden af had laten knippen. Ik wist een paar dingen van haar. Dat ze jarenlang notuliste was geweest van de kerkenraad. Dat ze in Amsterdam werkte, ik had haar daar immers een keer ontmoet. En we hebben vast wel eens een praatje gemaakt bij de koffie, voor of na een kerkdienst. Maar eigenlijk kende ik Janna niet.
Het schrijven van kerkliederen is langzamerhand gegroeid. Eerst kwamen er gedichten. Ik maakte er een gewoonte van om er één op mijn nieuwjaarskaart te zetten. Toen vierden we wat feestjes van cantorijleden. Daarvoor heb ik liedteksten gemaakt op melodieën die wij als cantorij vaak zongen. Dat ging goed en ik schreef vervolgens ook een aantal echte kerkliederen op bestaande melodieën. Daarna durfde ik de liturgiecommissie voor te stellen om een lied voor de adventsvespers te maken.