Verhalen
Al zolang ik me kan herinneren is mijn vader bezig met stamboomonderzoek. Hij is in 1944 begonnen en 2004 is het boek Lautenbach - vier eeuwen familiegeschiedenis gepubliceerd: 60 jaar onderzoek. Hij heeft mij geïnspireerd om ook actief te worden. Hij heeft wel heel veel uitgezocht, maar een stamboom is nooit af. Er zijn altijd nieuwe vertakkingen te vinden. Zo gaat het onderzoek nog steeds verdfer.
Maar het leukst zijn de verhalen over de mensen zelf. Daarom staan ze bovenaan in dit stamboommenu.
Mijn vader heeft een levenslange hobby: stamboomonderzoek. Zolang ik me kan herinneren is hij op zoek naar gegevens, bijvoorbeeld te vinden op begraafplaatsen. “Op zoek naar dooie Lautenbach’s” noemen wij dat in ons gezin. Maar vindt hij altijd een Lautenbach?
Als ik met iemand praat over mijn hobby stamboomonderzoek die zelf ook geïnteresseerd is, blijkt er een grote behoefte te zijn aan basiskennis: hoe begin je, waar vind je de juiste informatie, hoe leg je dat vast? Daarom dit stukje: stamboomonderzoek voor beginners.
De basis is te vinden op deze twee A4tjes. Dezelfde tekst vind je ook in dit artikel.
Toen ik met ingang van 1 januari 2020 penningmeester/secretaris/archivaris werd van de Stichting Jacobus Lautenbach 1537/'38 tot 1611, kreeg ik het archief van mijn voorganger Johan Lautenbach. Een paar dozen met ordners: de financiële administratie en notulen vanaf het begin. En een kleinere doos met een wel heel bijzondere inhoud.
De moeder van mijn moeder, opoe voor mij, heet Roelina Renkema. En mijn vader heeft zich verdiept in de stamboom van de Renkema’s. Resultaat is onder meer haar kwartierstaat, die terug gaat tot eind 17de eeuw.
De Renkema’s zijn afkomstig uit het Westerkwartier in de provincie Groningen. De genealogie is uitgezocht door Trees Renkema uit Zuidhorn. Zij heeft de resultaten van haar onderzoek in 1990 gepubliceerd in een boek: Genealogie Renkema.
Het is zomer 2009, een poosje geleden al weer. Jenni en ik waren op vakantie in Normandië. Wat een prachtig gebied is dat! Er is veel cultureel erfgoed te vinden met als hoogtepunt het tapijt van Bayeux. Dat is een borduurwerk van een halve meter hoog en 70 meter lang, waarop de geschiedenis van de slag bij Hastings in 1066 is weergegeven. U kent het jaartal misschien nog wel van school, Willem de Veroveraar viel toen Engeland binnen.
Nadat Jenni en ik dit prachtige “stripverhaal” bekeken hadden, liepen we de kathedraal van Bayeux binnen. We waren daar niet de enige toeristen.
“Ik zie een bekend gezicht,” zei ik tegen Jenni, terwijl ik naar de schilderijen en beelden aan de muur keek.
Ik ben stadjer. Ik woon er al heel lang niet meer, maar ik blijf stadjer: geboren en getogen in de stad Groningen. Ik houd van stadse voorzieningen op fietsafstand. Van wegen met een stoep ernaast en om de tien meter een zijweg. Waar je ’s avonds een blokje om kunt lopen in het licht van de lantaarnpalen. Maar ik weet van jongs af aan dat melk van de koe komt. Ik weet hoe groot een koe is, ik weet hoe varkens ruiken. Hoe hoog de maïs is in augustus. Hoe verse aalbessen smaken. Hoe je ze met een vork van het steeltje ritst. Als kinderen logeerden we vaak op de boerderij. Meestal in de zomer. Want mijn ouders hadden vrienden met een boerderij en met kinderen van onze leeftijd.
Mijn vader kende de oude boer uit de oorlog. Hij had er een nacht geslapen toen hij weggelopen was uit Elten, uit de arbeidsdienst. Veel meer wist ik niet. Als kind was het genoeg.